Jan van Bakel



Wees maar trots op je taal



Vorige Entr'acte
Volgende Entr'acte
Terug naar Archief
Terug naar hoofdmenu

Ja, ik weet het net zo goed als U. Ik heb al eens eerder mijn gal gespuugd over het gevoel van trots dat Nederlanders kenmerkt of zou moeten kenmerken. U kunt het makkelijk terugvinden als u mijn onvolprezen triviaal register erop zou naslaan. Maar vandaag is er een nieuwe reden, want de krant van gisteren stelt het allemaal weer eens dwingend aan de orde, weliswaar niet in de titel van het stukje over de subsidie voor natuurboer Bleker in Groningen - die er "heel trots" op is dat hij 174.000 euro krijgt voor het omzetten van agrarische grond in natuur (pag. 1) - maar dan toch wel, en met onbeschaamde nadruk, in de bijdrage Wees maar trots op onze Acte. En dat dat de Acte van Verlatinge was, waarbij in 1581 Filips II werd afgezworen, doet eigenlijk direct al niet zoveel ter zake. Het gaat mij er namelijk om dat het stukje erop aandringt dat Nederlanders die acte wat meer (?) gaan waarderen, want er is bij ons te weinig "kennis van, waardering voor en trots op het Plakaat". Daar word ik stil van. Je gaat er over zitten nadenken. Dubben. Je afvragen: trots zijn, is dat nodig, is dat goed, wat is dat eigenlijk? En op dat punt dacht ik ...

Als iemand je vraagt wat iets betekent moet je even alles langsgaan wat bestaat om te zien wat je daaruit moet nemen voor een correct antwoord. Iets kan alleen maar iets betekenen als het ergens op slaat. Iets uit de werkelijkheid dus. Is er niet zoiets, dan slaat het nergens op en als het nergens op slaat betekent het niks. Of: het slaat op onzin. Onzin is iets wat bestaat. Als de wereld tenslotte zo verbeterd zou zijn dat er geen onzin meer was, dan zou de onzin misschien toch nog als denkbeeld bestaan. In ons hoofd. (Zeg maar!) Hetgeen voert tot de gedachte dat de ultieme wijze waarop de "dingen" kunnen bestaan de vorm heeft van de gedachte. Je kunt zelfs stellen dat alles wat eventueel buiten onze gedachte bestaat pas als iets bestaands ervaarbaar wordt wanneer het zich gevestigd heeft in ons hoofd. Zodat de bestaanbaarheid van wat dan ook geconditioneerd is door de denkbaarheid. En wat is denkbaar? Of, a fortiori: wat is denken? Ik denk dat we dat niet weten. Ik meen wel te voelen dat gaan-zitten-wachten op woorden die er nog niet zijn op zichzelf geen denken is. Ik zou denken dat denken zonder woorden niks is en dat alles wat denkbaar is per definitie in woorden uitdrukbaar moet zijn, ja zelfs in woorden uitgedrukt moet zijn. Om kort te gaan: alleen in de taal verschijnt wat denkbaar is.

Nu kan ik eindelijk aan de orde stellen: wat is TROTS? Het kan misschien een lang verhaal worden, maar dat is mijn schuld niet. Als je de vraag "wat is dat?" stelt met betrekking tot iets concreets is geen definitiever antwoord te bedenken dan het grijpen en tonen van het concretum. In alle andere gevallen is niets anders mogelijk dan: andere woorden. Vaak moet je hele verhalen vertellen: "liefde dat is als je ..." e.d. Probeer dat maar eens met "trots". (En zie mijn entr'acte nummer 335.) Omdat trots iets is uit de gedachtenwereld is er niets beters van te zeggen dan "trots is trots". Wie het woord uitroeit roeit de trots uit. Dat is nog niet zo'n gek idee.

Jan van Bakel, 2 februari 2011

janvanbakel.nl

Terug naar boven

Reactie? Bericht: jan.van.bakel@gmail.com.