Jan van Bakel



Wat ik niet begrijp


Terug naar hoofdmenu
Vorige Entr'acte
Volgende Entr'acte
Archief Entr'actes

Zoals u weet wordt het universum begrepen als een vier-dimensioneel object dat is ontstaan door een gebeurtenis die we de oerknal noemen. Waaruit of waarin die oerknal gebeurde is onbekend. Daarvóór was er niets, zelfs geen "daarvóór". Alles wat er in het universum is, is datgene wat er door die oerknal plotseling was, ofwel iets wat zich daaruit door een tot het universum als eigenschap behorende eigenschappelijkheid, ontwikkelde. De tijd die voor ontwikkelingen en veranderingen nodig was is de vierde dimensie van het universum naast de ruimte d.w.z.de drie dimensies van lengte, breedte en hoogte. Niets van het universum kan worden begrepen of besproken dan in termen van deze vier dimensies. Dit op zichzelf is al tamelijk moeilijk, wat blijkt als je wilt praten over iets tweedimensionaals dat onderscheiden kan worden binnen iets driedimensionaals, bv. het oppervlak van een bol. Het oppervlak van een bol is natuurlijk iets tweedimensionaals, maar toch onvergelijkbaar met, onherleidbaar tot en onafbeeldbaar op het oppervlak van b.v. (een zijde van) een kubus. Je kunt iets tweedimensionaals niet beschouwen onafhankelijk van iets driedimensionaals waarvan het een deel begrenst. Spreek je van een plat vlak dan impliceert dat "plat" iets van ruimte. Zo is er een groot verschil tussen een opgefrommeld oppervlak van een bol en het opgefrommelde oppervlak van (een zijde van) een kubus. Opfrommelen doe je in een hogere dimensie. In die hogere dimensie is er een verbinding tussen twee punten van het boloppervlak welke korter is dan de verbinding daartussen binnen het boloppervlak als tweedimensionaal object. Binnen dat tweedimensionaal object is een rechte lijn de kortste verbinding tussen 2 punten en aan die "rechte" lijn is niets bijzonders. Pas als je het boloppervlak in een ruimte situeert krijgen die twee punten er een verbinding bij. Pas binnen die buitenruimte is een boloppervlak als zodanig herkenbaar en het is daarbuiten zelfs als boloppervlak onvoorstelbaar. Onze begrippen erover veranderen dus totaal als we het object binnen een hogere dimensie bekijken.

Je moet concluderen dat tweedimensionele objecten in de wiskunde wezenlijk gekenmerkt zijn door hun verschijningsvorm binnen een hogere dimensie en dat, generaliserend gesproken, iets x-dimensionaals wezenlijk gekenmerkt is door het x+1-dimensionale waarin het kan worden geplaatst of begrepen. Een object heeft dus totaal verschillende eigenschappen al naar gelang je het wel of niet beschouwt in zijn verschijningsvorm, bezien vanuit een hogere dimensie. We zullen ons moeten afvragen of beschouwing van een object, rekening houdend met een hogere dimensie waarbinnen het verschijnt, niet juister is dan daarzonder. Maar in elk geval zal het totaal verschillende eigenschappen hebben.

Zoiets moet ook gelden voor uitspraken over de ruimte van het universum al of niet rekening houdend met de hogere dimensie van de tijd.

Ik vraag me af of dit probleem ook speelt bij de volgende kwestie. De ruimte van het universum breidt zich vanaf het "moment" van de oerknal uit. Wanneer we aannemen dat er geen materie-energie of energie-materie meer ontstaat na de oerknal dan zal de dichtheid van deze stof in de loop van de tijd afnemen. Na 300.000 jaar, zegt men, wordt de ruimte transparant voor straling. Zo'n uitspraak suggereert een ruimte die overal van dezelfde structuur is. Wanneer de materie beheerst wordt door aantrekkingskracht (zwaartekracht) wordt die overtroffen door de verwijderingskracht die gepaard gaat met de oerexplosie. Trouwens, hoe zit dat met die "explosie" en die "verwijderingskracht"? Van een explosie in de gewone zin kan geen sprake zijn, want die heeft atijd plaats in een bestaande ruimte en wordt door een of andere kracht veroorzaakt. Dat kan in geen enkel onderdeel of aspect gelden voor de oerknal. Het is logischer om te denken aan het plotseling verschijnen van een met materie gevulde ruimte die haar tijdsdimensie tot aan haar grenzen vult. Dit is een eindeloos proces en daarom heeft het universum geen grens.

Men heeft er lang over getwijfeld of er op de duur een terugval zal komen welke volgt op de uitbreiding van de materie dan wel of de "explosie" onbeperkt zal voortgaan. Intuitief zou je kiezen voor een terugval, maar tegenwoordig neemt men aan dat de expansie eindeloos zal doorgaan. Er wordt zelfs al gesproken over een verre toekomst waarin je vanaf de aarde van het hele universum niets anders meer waarneemt dan ons eigen melkwegstelsel en de Andromeda-nevel. Dan zal de mogelijkheid ontbreken om op grond van waarnemingen ooit een oerknal te postuleren. Goed, laat dat allemaal zo zijn. Maar hoe komen we, als de materie zich blijft uitbreiden, aan die triljoenen melkwegstelsels? Zijn dat verzamelingen materie die zich niet laten verdelen omdat de zwaartekracht zich niet laat overwinnen of zijn dat secundaire clusteringen? Ik geloof dat de algemene opvatting is dat een melkwegstelsel ontstaat door samenstroming van materie, juist zoals ook een zonnestelsel. En zoals ook een planeet op zichzelf. Maar raadselachtig blijft dan de verhouding tussen beide stromingen, enerzijds de vlucht anderzijds de samenklontering...

Jan van Bakel, 30 december 2012

janvanbakel.nl

Reactie? Bericht: jan.van.bakel@gmail.com.

Terug naar boven