Terug naar hoofdmenu
Vorige Entr'acte
Volgende Entr'acte
Archief Entr'actes
In niets - volgens mij - is Spinoza overtuigender dan in zijn voorstellingen
omtrent de zogenaamde vrijheid van de mens en bijgevolg wat aangaat het
passie-karakter van het menselijk handelen. De zogenaamde vrijheid, want waar alles
aandoening is, tot zelfs de zelfervaring van dïe "vrijheid" zelf, is er natuurlijk
geen plaats voor iets als een zelfbeschikkingsmacht, waarin, bij uitsluiting,
iets als vrijheid realiseerbaar zou zijn. Het lijkt een verleidelijke gedachte om -
zoals ik eerder wel eens heb gedaan - alleen de motieven van het handelen te beschouwen
als verschijnselen buiten onze keuze, om vervolgens misschien het opvolgen van het motief dat
ons tot handelen beweegt min of meer voor te stellen als daad in vrijheid.
Je kunt al denkende verkenningen doen in het veld der gedachten dat zich uitstrekt
in onze geest tussen het moment van het vinden van het motief (vaak één uit een hele reeks van
onderling concurrerende ideeën) en daarna het defintief kiezen en uitvoeren van de daarmee verbonden
handeling. Ik zweefde, achteraf beoordeeld, wat rond in zulke gedachten in mijn alweer bijna
vergeten Libellus Stoico-philosophicus, maar een enigszins
resolute keuze van een, laten we zeggen, fatale interpretatie van het handelen bleef
achterwege. In pectore?
Een motief is immers nog geen daad en deze laatste, de handeling zelf, leek op één of
andere raadselachtige wijze, als toch weer iets heel anders dan de beweegreden, als
een zelfstandig en welonderscheiden fenomeen tot stand te komen. Het bleef een verschijnsel
van andere aard, dat toch nog vage reminiscenties droeg aan iets als "vrije wil".
Maar toch, wanneer je het totstandkomen van de actuele keuze uit de reeks van "aangeboden"
motieven en het overgaan tot handelen tracht te analyseren, kom je tot andere inzichten.
Vooreerst is het lang niet altijd zo dat de ratio een hoofdrol speelt. Wanneer een schaakspeler
één van de mogelijke zetten kiest bij het spelen van zijn partij, zal de keuze van een
zet argumenteerbaar zijn, logisch verklaarbaar, zodat de gedachte aan fataliteit verre is.
Maar als iemand bij het ontbijt jam kiest in plaats
van hagelslag, zal een argumenteerbare reden meestal ontbreken en moeilijk reproduceerbaar zijn.
Op zulke momenten komt een keuze even fatalerwijze tot stand als bij redeloze dieren die men
vroeger beschouwde als machines. De ratio speelt een zo zwakke en secundaire rol dat we
het handelen niet daarvanuit kunnen argumenteren. En trouwens ook voor de zoëven bedoelde
schaker is de eigen opstelling als uitvoerder van de zet fataal gebonden aan het eindresultaat van
zijn rationele analyse, welke laatste op haar beurt natuurlijk ook een autonoom verschijnsel is,
geenszins veroorzaakt door iets als een vrije wil. Dit laatste concept, dat van een vrije wil,
blijkt een hersenschim. Het zou de moeite waard zijn de oorsprong van deze fundamentele vergissing
op te sporen.
Het is niet eenvoudig algehele helderheid te verkrijgen in de uiteenzettingen van Spinoza over
zulke kwesties. In zijn Ethica (WB Amsterdam 1979) maakt hij in zijn definities bij
Aard en oorsprong van de aandoeningen onderscheid tussen "aandoeningen" en "handelingen"
op grond van een verschil tussen de "adequaatheid" van hun oorzaken. Adequaat is een oorzaak
"wanneer haar uitwerking helder en duidelijk uit haarzelf kan worden verklaard".
Inadekwaat is de oorzaak "wanneer er iets in ons gebeurt of wanneer er iets uit onze aard
voortvloeit, waarvan wijzelf slechts voor een deel oorzaak zijn".
In zulke gevallen spreekt hij van "lijding".
En allesbeslissend is de uitspraak: "Wanneer wij dus zelf van een of andere aandoening
de adequate oorzaak kunnen zijn, noem ik die aandoening een handeling,
in het andere geval een lijding" (blz. 127). In mijn terminologie: "passie".
Dat onze handelingen na deze laatste uitspraak op een algemener niveau "lijdingen"
zijn - immers: "noem ik die aandoening een handeling" -
blijft dus staan, onafhankelijk van de vraag of wij er de adequate oorzaak van zijn of niet.
Maar er is nog een andere bemerking nodig. Spinoza suggereert dat het überhaupt mogelijk
is dat wij ooit de "adequate" oorzaak kunnen zijn van een eigen handeling. Hij lijkt dus
aan te nemen dat er ooit absolute duidelijkheid kan bestaan omtrent de vraag of "onze aard"
in een bepaald geval "helder en duidelijk" kan worden worden aangewezen als de oorzaak
van iets wat gebeurt. Wie de tekst verder en in zijn samenhang
bestudeert begrijpt dat hiervoor een antwoord nodig is omtrent de vraag naar de
adequaatheid van onze "voorstellingen". Maar ook zonder dit laatste lijkt
ruim driehonderd jaar na Spinoza's werkzaamheid, in een wetenschappelijke omgeving waar het
onderzoek naar de details van de werkzaamheid van de menselijke geest - of zijn
neurofysisch systeem - nog pas begonnen is, twijfel omtrent die "adequaatheid" onvermijdelijk.
Zolang het onderzoek het tegendeel niet bewijst zullen we ons handelen geheel en al
moeten kenmerken is als lijding, passie.
Jan van Bakel, 6 november 2005
janvanbakel.nl
Reactie? Bericht: jan.van.bakel@gmail.com.
Terug naar boven